Introductie
Mijn Werkwijze
Over Elizabeth G.H.M.
MSc.


Overdracht
Vrijheid en Bewustzijn

R. Laing
Mellie Uyldert

Contact

De goden leven op aarde
door Mellie Uyldert
(Uit De Kaarsvlam jaargang 13 nr. 6, juni 1959)

Ooit bezocht ik de Griekse tempels van de voormalige stad Paestum, eens een Griekse kolonie ten zuiden van Napels. Eens stonden die aan zee, nu is de kust een heel eind aangeslibd en staan ze in een veld van wilde kruiden. Zó welig tierde daar alles, dat de bladen van planten die anders glad blijven, zich golfden en kroesden door overmaat van bladmoes! Ik dacht: die zogenaamde tempel van Neptunus kon beter aan een godin van vruchtbaarheid, zoals de Maan, gewijd zijn! Later bleek uit het betreffende boekje dat inderdaad gebleken was dat deze tempel aan Hera Archaia, godin der vruchtbaarheid, gewijd was. Men had er vele beeldjes van haar als zogende moeder gevonden.

Zo ging dat vroeger; men zag op een plek een bepaalde kosmische kracht werken, die men zich als godheid in mensengedaante voorstelde, en dan bouwde men haar op die plek een huis! Want de godheid woont in de tempel, en de ontvliedende levenskrachten van de dierenoffers, die haar altaren vóór de tempel brengt dienen haar tot voedsel.

Men kende de goden van zeer nabij, men zag ze immers werken in de levensomstandigheden, en men ontmoette hen in de eigen ziel: de zielekrachten van het bewustzijn (Mercurius), van liefdebinding (Venus) en van haat en strijdlust (Mars), van het vertrouwen in alvaderlijke voorzienigheid (Jupiter) en van het geweten (Saturnus).

Iedereen kent ze nu als toen, maar de hedendaagse westerse mens heeft zijn ziel ommuurd en meent dat deze krachten slechts binnenin hem bestaan, als attributen van zijn ik. Zijn denken is niet meer beeldend, maar enkel abstract. Daardoor ziet hij de liefde niet als godin, maar als een begrip, en als de naam van een toestand van zijn ziel, teweeggebracht door hormonen. Hij kent die kracht niet als een kosmische zender, waarvan de kosmische trillingen door de mens worden opgevangen en omgezet in hormonen zowel als in liefdegevoel - op elk niveau van het menselijk organisme - en ook werkend daarbuiten, in de bloemen en het vogelgezang, in muziek, in schoonheid!

Veel mensen die beslist maar één god vereren, zijn door één van de planeetgoden daartoe verkozen, doordat die ene in hun zielestructuur de volstrekte leiding heeft. Zo vereert de rechtzinnige mens Saturnus als zijn god, de strenge rechter, die de mens zijn geweten heeft ingeschapen. Een ander aanbidt Jupiter als de éne god, de Voorzienigheid die hem verzorgt en beschermt. De spirituele sekten aanbidden Neptunus, die zaligheid schenkt en pijn uitblust. Zulke vereerders van één planeetgeest beschouwen de vereerders van een andere als hun concurrent, die zij fanatiek bestrijden! Die strijd is de uitbeelding van scherpe aspecten tussen die twee planeten in de ziel van de strijder!

De goden zijn beelden en namen van sterrekrachten, die in de door hen gebouwde mensenziel aangrijpen en wonen, elk heeft zijn eigen appartement in de hersenen! Zij leiden of verleiden het ik dat zich, zodra het zichzelf heeft leren kennen, als de marionet van die zielekrachten ervaart, als de speelbal der goden, als de gevangene van zijn karakterstructuur waarin zij elkaar beminnen en beoorlogen, vervolgen en dooddrukken, prikkelen, zegenen of kwellen.

De oude Grieken hebben het in hun mythen en treurspelen uitgebeeld. In Prometheus herkent de mens zichzelf, in hem die het licht der goden omlaag bracht naar de mensenwereld en als straf daarvoor geketend werd aan een rots in de Kaukasus, waar een adelaar hem dagelijks de lever uitpikte, die 's nachts weer aangroeide. Tot Hercules hem bevrijdde.
De mens, Prometheus, woonde eenmaal op de Olympus, als god bij de goden. Dat betekent: het menselijk bewustzijn was een berg van licht, het alweten was bewust. Als god zat het bewustzijn op de troon in de pijnappelklier in de tempelkoepel van het menselijk hoofd.

Toen liet deze godszoon het licht in de duisternis dalen: het verdichtte zichzelf van geest tot ziel en van ziel tot stof, hij in-carneerde. Toen bleef het olympisch licht daarboven alleen, als verre transcendentie, en het bewustzijn schonk zich aan de stof weg, als mensenziel in vrijwillige verbanning. In een holle stengel droeg Prometheus het licht mee: het zakte in het ruggemergkanaal tot de heilige plek waar het bewaard wordt als scheppingskracht. Als beeld-bewustzijn werkt het s nachts in de lever, bouwt het lichaam van de mens op en spreekt in symbolen, in dromen, tot de treurende ziel. Overdag verbruikt de mens dan het licht voor zijn verstand: die adelaar die de levenskracht afbreekt en uitpikt. Geklonken aan de rots van de materie, geest gekruisigd op stof, beurtelings denkend en dromend, lijdt Prometheus, de mens die slechts spiegelen kan, maar niet zien meer in goddelijk bewustzijns-licht. Dat is de tragiek van de schepping, uitgebeeld in de klassieke mythe.

Maar ook Hercules, de Verlosser, leeft op aarde en in de ziel van de mensen! In plaats van de vreugden en smarten van de aarde brengt hij Prometheus, de mens, de olympische vreugde van de vrijheid!

Vrij is de mens. die het licht in de diepte van de stof verenigt met het licht op de bergtop!

Hercules is de zonnezoon (evenals Mithras), het goddelijke zelf in de mens. Zoals de planeten om de zon wentelen en hem dienen als uitvoerders van zijn wil, zo dienen zij in de mens als zielekrachten het zelf. De ziel dient de geest, om wiens wil zij geschapen is, om wie zij als kern gestold is, zodra de geest (of dat zelf) in de ziel is doorgedrongen, zodra de zon in de ziel is opgegaan. De zonnegeest is God, buiten en in ons, en de planeetkrachten, zijn helpers, zijn de goden. Wie zich van zijn Zon bewust is, voelt zich geen slaaf van de goden, maar de zoon van hun gebieder.

De kinderen Gods zijn zij die de zonnegod zelf in zich dragen, die weten van koninklijke afkomst te zijn, ook al werden zij op straat geboren. Zij gaan door het leven als Hercules, en verlossen Prometheus. Hen kan niets gebeuren, want in allen die zij ontmoeten herkennen zij óf hun verwanten, óf de dienaren van hun ouderlijk huis (ook de weggelopen dienaren). De kinderen Gods zijn overal in het rijk van hun ouders. Zij reizen ver en vinden op de koele Kaukasische bergrug Prometheus, met hoge moed zijn verlossing afwachtend. Prometheus is het trotse ik en Hercules het goddelijke zelf!

De zonnezoon in de mens verlost zijn menselijk ik uit de slavernij van de planeetgoden, uit de gevangenschap van zijn karakter. Niet door hem die gevangenis te doen verlaten, maar door hem te doen beseffen dat deze gevangenis zijn paleis is en deze schijnbaar wrede goden niet zijn tirannen maar zijn dienaren zijn. De tot dit inzicht geboren mens, de in een ander licht herborene, verandert zijn lot niet, noch zijn karakter, hij stoot zijn sterren niet uit hun loop, evenmin als de zon zelf dat doet! Hij berust ook niet in zijn lot, om zich verder te laten ringeloren. Hij gebruikt het als zijn wapenrusting, hem worden alle gaven van de planeetgoden tot werktuigen van het licht!

De goden leven op aarde en spelen met ons tot wij met hen werken gaan, de wil van de zon te verwerkelijken!

Zie ook www.uyldert.nl